Hallo en welkom terug bij de Geschiedenis van de Romeinen. Aflevering 13: Arme Fabia.


Twee weken geleden waren we getuigen van de plundering van Rome door de Senones onder Brennus. De Galliërs verlieten het toneel, al dan niet na aandringen van Camillus en al dan niet nadat Camillus hen ook op een andere manier van het toneel liet verdwijnen. De Romeinen besloten hun stad te herbouwen en niet massaal naar Veii te verhuizen.


Rome was er nog, maar daar was even alles mee gezegd. De stad bestond uit niet meer dan een versterkte citadel en een vlakte vol puin en het was aan Camillus om de bevolking zo ver te krijgen hier weer een stad neer te zetten. Terwijl de Romeinen de stad aan het herbouwen waren, werd Camillus te kennen gegeven dat ze de senaat het niet zou waarderen als hij nu zijn dictatorschap zou neerleggen. Dit zou namelijk betekenen dat de macht terug zou gaan naar de militaire tribunen die de Romeinen hadden geleid tijdens de afgelopen rampzalige periode. Dit soort prutsers kan de verkiezingen niet voorzitten. Daar hadden de Romeinen iemand voor nodig waar ze op konden rekenen. Dat dit de man was die ze zo kort geleden met pek en veren de stad uit getrapt hadden, dat vergaten ze even.


Wat ze ook vergaten, was een plan voor het herbouwen van de stad. De Romeinen pakten op wat er nog te redden was onder het puin en bouwden daarmee huizen op de plek waar zij op dat moment zin in hadden. Rome werd een rommeltje met allemaal smalle straatjes die kriskras door elkaar en door zichzelf heen liepen. Rome werd – zeker 's nachts – dé plek voor als je wilde verdwalen. Hiermee was Rome ook voor de hele Romeinse tijd een grote uitzondering. Waar Romeinse steden en legerkampen bekend stonden om hun Hyppodamisch stratenplan, met loodrechten en evenwijdige wegen en de belangrijke publieke en religieuze gebouwen op vaste plekken, was Rome een zooitje. Waar een legioensoldaat uit Syrië zijn weg zou vinden in een legerkamp in Gallië, zou je diezelfde soldaat in Rome best eens nooit meer kunnen terugzien.


Het haastwerk van de wederopbouw van de stad werd onderbroken door een reeks aanvallen van de gebruikelijke vijanden, met name de Volsci, op het Romeinse grondgebied en door Etrusken op bondgenoten van de Romeinen. Iedereen wist dat dit het moment was om de Romeinen tot een andere modus van omgang te dwingen dan voorheen. Ook Latijnen en zelfs eigen Romeinse kolonies namen de wapenen op tegen Rome die kwetsbaarder leken dan voorheen. De Romeinen keken in deze crises steeds weer naar Camillus en Camillus leidde de Romeinen er doorheen, in zijn vijf dictatorschappen en de zes keren dat hij militaire tribuun was.


Zijn prestige was zó groot dat hij het tij in een gevecht kon keren door er alleen maar te zijn. Plutarchus meldt dat Camillus tijdens een oorlog tegen de Volscii en de inwoners van de Latijnse stad Praeneste militaire tribuun was. Dit was tegen zijn zin, want Camillus was ziek, maar hij liet zich overhalen om toch akkoord te gaan met zijn aanstelling, want hij zou niet hoeven vechten. Dat konden zijn collega's doen. Dit ging alleen flink verkeerd toen de tribuun die de leiding had, meer aan de glorie van de overwinning dacht, dan aan de tactiek en de voorbereiding, een probleem met Romeinse generaals dat we later tegen Hannibal nog gaan tegenkomen. Het leger werd onder de voet gelopen en begon te vluchten naar het kamp, waar Camillus was. De zieke Camillus sprong op van de bank waarop hij lag en meldde zich aan het front, waar hij met zijn aanwezigheid meteen het tij keerde en de Romeinen toch nog wonnen.


Camillus wat mateloos populair als militaire held, maar hij was niet onomstreden. We hebben twee afleveringen geleden al gezien dat niemand voor hem in de bres sprong toen hij aangeklaagd was. Camillus had zeker vijanden. Eén daarvan was Marcus Manlius, de man die als eerste reageerde op het geschreeuw van de ganzen toen de Galliërs de citadel probeerden in te nemen. Om deze heldendaad kreeg Manlius de eretitel Capitolinus. Manlius en hij en de zijnen zagen veel minder grootheid in Camillus dan de rest van de bevolking. Zij zagen eerder dat het de mazzelaar Camillus allemaal kwam aanwaaien. Bovendien verweten ze hem arrogant en pompeus te zijn en zijn plek niet te kennen. Plutarchus is heel duidelijk in zijn oordeel: dit is volkomen onterecht. Maar Plutarchus oordeelt graag.


Manlius was van mening dat hij niet de eer en glorie kreeg die hem toekwam omdat Camillus alles naar zichzelf toe trok. Als Manlius de Galliërs niet van de rots af had gegooid, wat zou er dan nog te redden zijn geweest als Camillus op kwam draven? Het werd duidelijk dat Manlius de strijd om de senaat verloor. Hij richtte zich vervolgens op de bevolking en zette zichzelf neer als hun belangenbehartiger.


Zoals zo vaak waren de problemen die de bevolking bezig hielden schulden en grondbezit. Met de recente oorlogen hebben veel mensen schulden moeten maken om hun kosten toch betaald te houden. De bouwwerkzaamheden van na de Gallische plundering van de stad zijn ook niet gratis geweest, dus dagelijks zag Rome de soldaten die de stad hadden verdedigd, gearresteerd worden omdat ze de schulden die ze hadden gemaakt om hun huis op te bouwen, niet eer konden betalen. Manlius besloot een deel van de schulden uit eigen zak te betalen en schreef renteloze leningen uit voor wie ze nodig had. Net zoals Maelius enkele decennia eerder, werd Manlius populair bij het plebs en toonde zich hun kampioen.


De senaat begon Manlius als een gevaar te zien en probeerde hem tegen te houden. Er moest wat aan het probleem gedaan worden en de manier om wat aan het probleem te doen, is om iets te vinden waar Manlius schuldig aan was en hem daar dan voor te veroordelen. Manlius werd op een gegeven moment gearresteerd voor fraude in zaken van de schulden waar hij wat aan probeerde te doen. De bevolking accepteerde de arrestatie echter niet en Manlius werd vrijgelaten.


Langzaam begon hij echter zijn kansen te verspelen, want steeds meer begon zijn houding revolutionaire vormen aan te nemen. Wat er revolutionair aan Manlius was, was zijn stelling dat het gewone volk als overgrote meerderheid van de Romeinse bevolking, toch iets te zeggen zou moeten hebben in de bepaling van beleid en dat het niet bij alleen de rijke senatoren en een paar rijke volkstribunen kon liggen. Rome was klaar voor een revolutie en Manlius was de man die de nieuwe orde zou leiden. Dit was iets waar de senatoren wat mee konden. Beschuldigingen van verraad werden ingebracht tegen Manlius en de held van de Gallische plundering werd gearresteerd. Zoals gewoonlijk: Manlius wilde koning worden.


Wat volgde was een rechtszaak op het Marsveld, de plaats waar dit soort rechtszaken plaatsvond. Dit zorgde voor een groot voordeel vaan Manlius, wan het Marsveld had een duidelijk uitzicht. Vanaf de plaats waar de zaak beoordeeld moest worden, was de Capitolijn goed zichtbaar. Manlius kon daar mooi gebruik van maken in zijn verdediging, door op het juiste moment naar de plaats te wijzen waar hij zo kort geleden Rome had gered van de Gallische aanvallers. De senaat kreeg het niet voor elkaar hem voor verraad veroordeeld te worden.


Om die reden werd besloten om de rechtszaak te verplaatsen naar een plek waar de Capitolijn niet te zien was en Manlius er ook niet theatraal naar kon wijzen. Het bleek toch wel dat de bewijzen tegen hem nu wel overtuigend waren. Manlius werd veroordeeld en ter dood gebracht. Ironisch genoeg werd hij van de Tarpeïsche Rots gegooid, zo'n beetje dezelfde rots als waar hij Galliërs een zetje vanaf had gegeven. Manlius ging de geschiedenisboeken in, niet als de held die hij graag wilde zijn, maar als de verrader waar ze hem voor zagen.


De senaat doodde Manlius, gooide zijn huis plat en bouwde op de plek waar hij woonde een tempel aan de godin Juno Moneta (Juno die Waarschuwt). Verder werd besloten dat geen enkele patriciër ooit nog op de Capitolijn mocht wonen en werd de Manlius-familie verboden ooit nog een zoon Marcus te noemen, want dat helpt.


Dat bleek toch niet te helpen, want Marcus Manlius creëerde het klimaat waarin hij tot zijn revolutionaire plannen kwam, niet. Eerder hadden mensen als Maelius hun karretje aan de plebeïsche trein gehangen en Manlius was ook zeker niet de laatste. Er was een sociaal conflict en dat conflict begon uit de hand te lopen. Manlius was uiteindelijk niet de kern van het probleem.


Dit probleem kwam duidelijk naar voren binnen de familie van een invloedrijke patriciër die ook aanzien genoot onder de plebejers, Marcus Fabius Ambustus. Ambustus had twee dochters, Fabia en Fabia. Fabia werd uitgehuwelijkt aan de patriciër Servius Sulpicius waar Fabia het moest doen met de plebejer Gaius Licinius Stolo. Dit zorgde voor enige reuring, want Fabia was niet blij dat haar echtgenoot minder aanzien genoot dan die van Fabia.


Ambustus nam Licinius' in de arm om daar wat aan te doen. Als volkstribuun samen met Lucius Sextius bedacht hij een revolutionaire wet, de Lex Licinia Sextia. Het wetsvoorstel bevatte een aantal onderdelen. Belangrijk waren vooral de afschaffing van de positie van militaire tribuun met consulaire macht, de instelling van de posities van aedile en praetor als opstapjes naar het consulschap, een plafond voor het bezit van publiek land op, 500 iugera, zo'n 1,3 vierkante kilometer per persoon en het beschikbaar stellen van één van de posities van consul voor de plebejers.


Uiteraard stonden de patriciërs hier niet om te springen. Zij probeerden de doorvoering van de wetten te dwarsbomen, maar Licinius en Sextius hadden een machtig wapen: het veto. Ze spraken hun veto uit tegen álles wat de senatoren probeerden te doen. Wetsvoorstellen, publieke werken, zelfs de verkiezingen. De veto's van de volkstribunen blokkeerden alles. Volgens Livius duurde dit vijf jaar, maar dit lijkt een middel van hem te zijn om zijn scheve chronologie gelijk te trekken met de consulslijsten en de bron van het verschil in datering van de Gallische plundering tussen Livius en de Griekse bronnen. De senaat probeerde alles om er nog wat aan te doen, tot nóg twee aanstellingen van Camillus als dictator.


Van zijn vierde dictatorschap in 368 kwam niets terecht. Het kan zijn dat er wat mis ging bij zijn aanstellingsceremonie, maar waarschijnlijker is dat hij simpelweg een staring contest met de volkstribunen verloor. Camillus was aangesteld als dictator om te strijden tegen wie dan ook. De dag dat het leger zich moest verzamelen om op pad te gaan was toevallig ook de dag dat voor een deel van de wetten van Licinius en Sextius moest worden gestemd. De volkstribunen zworen – want dat is kennelijk genoeg – dat ze Camillus een gigantische boete zouden geven als hij niet ophield met het zijn pogingen de wet tegen te houden door de bevolking de kans om te stemmen te ontnemen. Camillus bond vervolgens in en de wet werd aangenomen.


Het vijfde en laatste dictatorschap van Camillus was een militaire, want daar was hij uiteindelijk goed in. In 367 kreeg hij als bijna tachtigjarige het bevel over het leger toen een Gallisch leger vanuit de Adriatische kust richting Rome kwam en dreigende geluiden maakte. Camillus had de gevechtsstijl van de Galliërs aandachtig bestudeerd en besloot het op een speciale manier aan te pakken. Plutarchus schrijft:


Wetende dat de macht van de Galliërs vooral in hun zwaarden lag, die ze op ware barbaarse wijze hanteerden en zonder enige vaardigheid, puur door te hakken naar het hoofd en de schouders, liet hij helmen maken voor de meeste van zijn mannen, die een glad oppervlak hadden, waardoor de zwaarden van de vijand eraf zouden glijden of zouden verbrijzelen. Hij liet ook de lange schilden van zijn makken met brons omringen, omdat het hout zelf de slagen niet kon tegenhouden. Hij trainde de soldaten zelf om hun lange speren te gebruiken als werpsperen, om hen onder de zwaarden van de vijand door te steken en hen benedenhands te raken.”


De Galliërs wisten waar ze voor kwamen, want Camillus trof hen bij de Anio-rivier aan met een onhandig mee te zeulen hoeveelheid aan plunderbuit. Hij liet zijn lichtbewapende troepen ervoor zorgen dat de Galliërs geen goede gevechtsformatie konden innemen en viel vervolgens aan. De werpsperen waren voorzien van een doelbewuste zwakke plek, net onder de punt. Hierdoor bogen ze af wanneer ze iets hards raakten en waren ze niet meer bruikbaar om terug te gooien. Bovendien maakten ze de schilden van de vijand zwaarder en moeilijker te hanteren. Uiteindelijk won Camillus betrekkelijk eenvoudig de veldslag tegen de Galliërs. Hij veroverde ook het kamp.


Bij terugkeer in de stad werd eindelijk eens echt goed gekeken naar de Lex Livinia Sextia. Camillus legde zijn gewicht achter het wetsvoorstel en deze werd aangenomen. Lucius Sextius, één van de zegevierende tribunen, werd de eerste plebejische consul en Camillus legde zijn dictatorschap neer. Niet veel later, waarschijnlijk in 365, brak er een epidemie uit in de stad waarbij volgens Plutarchus een ontelbaar aantal Romeinen en het merendeel van de magistraten omkwam. Ook Camillus overleed aan de ziekte. Camillus was in de tachtig jaar en loodste de Romeinen door de periode van tumult. Het zou nog wel even duren voor we weer een leider als Camillus tegenkomen.


Wat we moeten denken van een “eerste plebejische consul” in deze tijd is niet duidelijk. Als je kijkt naar de namen van de consuls in de vroege Romeinse republiek, zie je plebeïsch klinkende namen als Verginius en Menenius voorkomen. Of er één moment is geweest vanaf wanneer plebejers consul konden worden of dat er een geleidelijke ontwikkeling plaatshad, ik weet het niet. Het past in een uitleg van hoe instituties begonnen zijn. Wat we wel kunnen concluderen is dat de plebejers na de Gallische plundering van de stad meer macht eisten dan voorheen en dat die ook kwam. 25 jaar later, in 342, volgde nog een wet waarmee één van de twee consuls een plebejer móest zijn. Over deze wet bestaat geen twijfel.


Belangrijk is overigens wel dat een plebeïsche consul niet betekende dat Jan met de Pet aan de macht kwam. Zelfs de plebejers waar we het de afgelopen afleveringen over hebben gehad, maakten deel uit van de rijke bovenlaag van de bevolking. De gewone man had nog steeds ba weinig te zeggen en zijn positie is nooit echt de inzet geweest van de tribunen met hun revolutionaire plannen en wetsvoorstellen. De scheidslijn tussen patriciër en plebejer was een dikke grijze en er was mobiliteit mogelijk. Uiteindelijk was het enige verschil tussen een patricische familie en een plebejische dat een patriciër zijn familiestamboom kon terugleiden naar een groepje eerbiedwaardige mannen die als zodanig waren aangeduid door een mythische koning Romulus.


We hebben deze week nog geen eenlingen-heldenverhaal gehad, dus hier hebben we er nog één, om te laten zien dat we ze nog hebben. In 362 vond er volgens de overlevering een aardbeving plaats die midden op het forum een diepe spleet veroorzaakte. Priesters zeiden dat deze spleet alleen kon worden gesloten als de Romeinen datgene dat hen het meeste waard was, zouden offeren. Zo'n spleet midden in de stad is natuurlijk levensgevaarlijk, dus bedacht een jonge edelman die zijn sporen in de strijd had verdiend, Marcus Curtius, dat het waardevolste voor de Romeinen wapenen en moed waren. Hij trok zijn fraaiste wapenuitrusting aan, zadelde zijn paard en verdween in de diepte. De geul vulde zich vervolgens met water en werd de Lacus Curtius, het Curtiusmeer. Er zijn nog twee andere verklaringen voor de naam, met een Sabijnse ruiter die daarlangs reed toen Romulus aanviel en een blikseminslag in de vijfde eeuw. Deze is toch de mooiste. Wat zijn het toch helden, die Romeinen!


Over twee weken zien we dat onze Romeinen in conflict komen met de Samnieten, een machtig bergvolk dat de bevolking van Italië in twee kampen verdeelde.